Eudorylaimus (?) spec., Andrassy, 1959

Rossen, H. v. & Loof, P. A. A., 1962, Notities Over Het Voorkomen Van Enkele Aaltjessoorten In Zweden, Verslagen en Mededelingen Plantenziektenkundige Dienst Wageningen 136, pp. 185-188 : 187

25. Eudorylaimus (?) spec.

(Fig. 3).

Twee wijfjes in monster 3. Maten: L = 1.53- 1.85 mm; a = 30.9-31.8; b = 3.4-3.6; c = 37.2-38.1; V = 50.6-51.1; G 1 = 8.1 - 8.7; G 2 = 8.3-9.7. Lichaam naar voren versmald, breedte lipstreek 1 /3 -2/5 van lichaamsdiameter ter hoogte van de basis van de oesophagus. Subcuticula met fijne dwarsstreping. Laterale cuticulaporen in 2 rijen; voor de vulva 25-28 poren, achter de vulva 20-26. Bovendien is er een rij ventrale poren aanwezig (24 -25 vóór, 12- 14 achter de vulva) benevens een aantal dorsale poren in de nekstreek. Kopeinde iets getordeerd, daardoor zijn de amphiden niet goed zichtbaar Lipstreek afgezet door een diepe insnoering; lippen goed ontwikkeld met 2 kransen van grote papillen. Geleidering enkel, ietwat onregelmatig van vorm. Stekel 1.2 x zo lang als de breedte van de lipstreek, de opening beslaat ongeveer 3 /4 van zijn lengte. Oesophagus geleidelijk verbreed ongeveer in bet midden. Cardia met duidelijke klieren. Vulva dwars, vagina met twee gesclerotiseerde stukken. Rectum 1.2 x anale lichaamsdiameter, prerectum ongeveer tweemaal zo lang als rectum. Staart 1 6 x anale lichaamsdiameter lang, kegelvormig met afgeronde top. Ovaria kort, teruggeslagen over 2/3 of meer van hun lengte.

Door de cuticulaporen en de vorm van de cardia herinnert deze soort aan Drepanodorus laetificans (Andrássy, 1956) , die echter een relatief veel smallere lipstreek beeft.